Ondernemers, werknemers én zelfstandigen maken afspraken over toekomst werk

Met veel trots presenteren ondernemersorganisatie ONL voor Ondernemers, vakbond AVV én Vereniging Zelfstandigen Nederland (VZN) een nieuw en uniek Sociaal Akkoord 2021. Voor het eerst in de geschiedenis van de Nederlandse overlegeconomie is er sprake van een akkoord tussen zowel werkgevers, werknemers als zelfstandigen.

Dit Sociaal Akkoord 2021 is de opvolger van het Sociaal Akkoord 2017 van AVV en ONL, waarvan veel onderdelen terecht zijn gekomen in de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB). ONL, AVV en VZN maken in dit nieuwe akkoord als eerste concrete afspraken over de uitvoering van de voorstellen uit het eindrapport van de Commissie Regulering van Werk (Commissie-Borstlap) over de benodigde hervorming van ons arbeidsmarktbeleid. Ook geven zij een aanzet voor een open(er) overlegeconomie waarin zelfstandigen zich vertegenwoordigd voelen. In tegenstelling tot veel wensenlijstjes die momenteel aan informateur Hamer worden aangeboden, wordt in dit akkoord niet om extra geld gevraagd.

Cristel van de Ven, voorzitter van VZN: “Onze organisatie is in 2020 opgericht om de stem van zelfstandigen beter te laten horen. Wij willen de positie van zelfstandig ondernemers op de arbeidsmarkt verbeteren. Met ONL en AVV hebben we daar in dit Sociaal Akkoord uitstekende afspraken over kunnen maken.”

Hans Biesheuvel, voorzitter en oprichter van ONL voor Ondernemers: “Het is heel bijzonder dat dit is gelukt. Als we in Nederland de bakens willen verzetten op de arbeidsmarkt langs de lijnen van het rapport Borstlap, dan zullen alle betrokken partijen over hun eigen schaduw heen moeten springen. Wij hopen met dit Sociaal Akkoord 2021 andere partijen in de polder te inspireren om dit ook te doen.”

Het nieuwe kabinet gaat wat deze partijen betreft de komende jaren voortvarend aan de slag met de oplossingsrichtingen die het Sociaal Akkoord en het rapport van Borstlap biedt. Om er voor te zorgen dat het nieuwe regeerakkoord een eerste aanzet geeft, is dit sociaal akkoord gesloten.

Martin Pikaart, voorzitter en oprichter van AVV: “Tot op heden werd vooral de analyse van het rapport van de Commissie-Borstlap gedeeld door diverse partijen in de polder, maar er zijn nog geen initiatieven om de integrale doorvoering ervan verder te brengen. Met ONL en VZN wilden we laten zien dat een akkoord mogelijk is en dat we nu echt kunnen doorpakken om veranderingen op de arbeidsmarkt door te voeren.”

Opvallend aan het akkoord is dat er grote stappen worden gezet om het oneigenlijk gebruik van flexkrachten en driehoeksrelaties (verder) aan banden te leggen. Uitzendwerk met een uitzendbeding wordt bijvoorbeeld beperkt tot maximaal 26 weken. Het werkgeverschap wordt op haar beurt aantrekkelijker gemaakt. Ondernemers krijgen bijvoorbeeld een bonus voor het in dienst nemen van de eerste werknemer, de loondoorbetalingsplicht bij ziekte gaat naar 1 jaar en ondernemers krijgen hulp bij het werkgeverschap met een nieuw in te richten ‘UWV voor werkgevers’.

Verder komt er meer evenwicht in de fiscale behandeling van verschillende rechts- en contractvormen. Hoewel – anders dan Borstlap voorstelt – fiscale verschillen wel degelijk mogen blijven bestaan, volgens de initiatiefnemers van dit sociaal akkoord. Zolang eventuele prikkels om enkel voor fiscale voordelen te kiezen voor een bepaalde contractvorm maar worden weggehaald. De fiscale regelingen voor zelfstandigen worden omgebouwd tot een toekomstgericht stelsel, waarin de fiscale faciliteiten voor zelfstandigen worden gekoppeld aan het afdekken van ondernemers- en sociale risico’s.

Het Sociaal Akkoord 2021 omvat nog een heel aantal andere afspraken en voorstellen. Zie daarvoor onderstaand de samenvatting en via deze link het volledige Sociaal Akkoord.

Overzicht van de afspraken per hoofdpunt in het Sociaal Akkoord 2021

Creëer een overzichtelijk stelsel van contractvormen met duidelijke ‘rijbanen’.

  • Om een overzichtelijk stelsel van contractvormen te creëren, komen er duidelijk afgebakende rijbanen voor werknemers, zelfstandigen en uitzendkrachten.
  • VZN komt daarbij met een voorstel tot eigen wettelijke criteria voor een zelfstandige zonder personeel.
  • Het gezagscriterium van de arbeidsovereenkomst wordt gemoderniseerd, zodat het minder gaat om leiding en toezicht, maar meer om de inbedding van de werkende in de organisatie.
  • Er komt een arbeidsombudsman die werkenden helpt hun plichten (en rechten) te kennen en in te vullen.

Het oneigenlijk gebruik van flexibele arbeidscontracten en driehoeksrelaties wordt (nog verder) aan banden gelegd.

  • Bij driehoeksrelaties wordt de eigenaar/exploitant van de onderneming waarin/waarvoor de arbeid wordt verricht als werkgever aangemerkt, tenzij het gaat om uitzendwerk, intra-concerndetachering of collegiale in-, en uitlening.
  • Uitzendwerk met een uitzendbeding wordt beperkt tot maximaal 26 weken. Daarna kan met tijdelijke contracten worden gewerkt gedurende twee jaar.
  • Alle primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden bij de inlener gelden vanaf dag één ook voor de uitzendkracht. De mogelijkheid om hier bij cao van af te wijken, wordt geschrapt.
  • Uitzendkrachten worden doorbetaald tijdens ziekte, net als andere werknemers. 
  • De ketenregeling voor opeenvolgende tijdelijke arbeidsovereenkomsten gaat terug naar twee jaar, met uitzondering voor specifieke sectoren zoals seizoenswerk. De mogelijkheid blijft om in cao’s maatwerk af te spreken tot maximaal drie jaar.
  • Een concurrentiebeding in een contract voor onbepaalde tijd is alleen nog toegestaan als de werkgever de noodzaak hiervoor kan motiveren op basis van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang.
  • Er komt een vergunningsplicht voor uitzendbureaus en een keurmerk voor bemiddelings- bureaus.
  • De rechtspositie van een digitaal platform is altijd één van de volgende drie: werkgever, uit- zendwerkgever of bemiddelaar.
  • In arbeidsovereenkomsten wordt een minimale arbeidsomvang per kwartaal opgenomen, met uitzondering van specifieke typen werk, zoals seizoensarbeid.
  • Eenmaal in dienst bij een werkgever, kan een arbeidsovereenkomst niet meer vervangen worden door een driehoeks-arbeidsovereenkomst.

Het werkgeverschap wordt verlicht en daarmee aantrekkelijker gemaakt.

  • De loondoorbetalingsplicht voor werkgevers bij een zieke werknemer gaat naar 1 jaar.
  • Het medisch oordeel van de bedrijfsarts wordt leidend voor de re-integratieverplichtingen van de werkgever.
  • Ondernemers ontvangen een bonus voor het in dienst nemen van de eerste werknemer.
  • Kleinere werkgevers krijgen hulp vanuit de overheid bij dossieropbouw voor ontslag.
  • Diverse verlofmogelijkheden rondom geboorte en zorg worden samengevoegd tot één geïntegreerde regeling om het opnemen van verlof gebruiksvriendelijker te maken en houd bij nieuwe verlofregelingen  rekening met de lasten en verplichtingen van (met name kleine) ondernemers
  • De overheid stelt een ‘UWV voor werkgevers’ in dat startende werkgevers op weg helpt in het woud van ingewikkelde wet-, en regelgeving, bijvoorbeeld met het aanbieden van een ‘werkgeverscoach’.
  • Daarnaast komt er een ondernemersombudsman die ondernemers aan de basis helpt hun rechten te kennen en op te eisen.

Er komt meer evenwicht in de fiscale behandeling van verschillende rechts- en contractvormen.

  • De huidige fiscale regelingen voor zelfstandigen worden omgebouwd tot een toekomstgericht stelsel, waarin zelfstandigen fiscaal worden gestimuleerd om een financiële buffer aan te leggen voor het afdekken van ondernemers- en sociale risico’s (het trampolinemodel met een individuele ‘trampolinerekening’).

Ook komen er (basis)voorzieningen waar werkenden van profiteren.

  • De overheid kent elke werkende een individueel en fiscaal gefaciliteerd ontwikkelbudget toe om een volgende stap mogelijk te maken. De werkende heeft zelf regie over dit budget, dat contractneutraal is en niet vervalt (tenzij sprake is van overlijden). Krijgt een werknemer een transitievergoeding, dan wordt het bedrag op deze rekening gestort.
  • Er wordt een algemene arbeidsongeschiktheidsverzekering ingevoerd voor alle werkenden onafhankelijk van contactvorm, met een procentuele premie die gelijk is voor iedereen tot een nader te bepalen inkomen en met een jaar wachttijd. De hoogte van de uitkering kan aansluiten bij het WML. Werkgevers hebben gedurende het jaar van de wachttijd een loondoorbetalings- plicht. De uitkering kan bij cao aangevuld worden. Zelfstandigen kunnen het eerste jaar indien gewenst op eigen wijze afdekken, bijv. via een broodfonds.
  • Regionale werkhubs gaan zorgen voor een goede begeleiding en ondersteuning van werk naar werk.
  • Er komt een kaart die per arbeidsregio aangeeft welke faciliteiten er zijn voor om-, en bijscholing en bij wie je dit kunt aanvragen.
  • Alternatieve leerroutes, zoals de Ambachtsacademie, waarvan de praktijk uitwijst dat deze werken moeten (deels) financiering krijgen van de overheid.
  • De WW wordt naar Scandinavisch voorbeeld ingericht met een uitkeringshoogte die voorkomt dat tijdens werkloosheid het inkomen ver terugvalt en een uitkeringsduur die stimuleert snel weer aan het werk te gaan. De mogelijkheid om de private verlenging van de WW naar drie jaar algemeen verbindend te verklaren vervalt. 
  • Werk moet lonen, dus wordt het minimumloon verhoogd tot een niveau waar mensen van kunnen leven.

Er komen meer mogelijkheden voor maatwerk binnen het kader van sectoraal geldende afspraken. 

  • Als een bedrijf of sector een eigen cao wil sluiten, dan wordt in beginsel dispensatie verleend door de minister, tenzij er (een vermoeden van) misbruik van het cao instrument is.
  • De verplichte deelname aan een pensioenuitvoerder wordt vervangen door een verplichte deelname aan de regeling. Dispensatie van een eigen pensioenregeling wordt in beginsel verleend door de minister, tenzij er (een vermoeden van) misbruik is.
  • Opgebouwd pensioenvermogen moet flexibeler besteed kunnen worden, bijvoorbeeld voor deeltijdpensioen op te nemen of de aankoop van een eigen huis. Zelfstandigen moeten zich, indien gewenst, kunnen aansluiten bij het bedrijfstakpensioenfonds van hun sector of kiezen voor het op eigen wijze regelen van een oudedagsvoorziening via een eigen buffer.
  • De risico-aspecten en toetredingsvoorwaarden (met name op ‘leeftijd’) binnen aanvullende pensioenregelingen worden geüniformeerd.